Wat vertelt jouw grote teen over je voetafrol?
Leestijd: 14 minuten
Elke voetafrol die je uitvoert is een gecoördineerd samenspel van zowel gewrichten, spieren, bezenuwing en doorbloeding. Onze voet bestaat uit 26 botten, 33 gewrichten, 107 ligamenten, 19 spieren en duizenden zenuwuiteinden en bloedvaten. Dat alles zit samengepakt op een oppervlak van 15 tot 30 cm dat ons gewicht moet dragen en ons tegelijkertijd moet voortbewegen. Ondermeer het gewricht van de grote teen speelt hier een grote rol in. Elke dag krijgt het systeem gemiddeld meer dan 1.000 schokken te verwerken. Je zou voor minder af en toe wat last geven, niet?
Het is dan ook niet onlogisch dat elk probleem en elk bewegingsverlies in de voet nogal wat gevolgen kan hebben. Het kan pijn en compensaties veroorzaken in de voet zelf, maar ook in de rest van het lichaam. De voetspieren starten immers ter hoogte van de knie, een slechte voetafrol moet gecompenseerd worden in de heup, pijn wordt vermeden waardoor je gaat manken, enzovoort.
Zowel bij een preventieve screening als bij het zoeken naar de achterliggende redenen voor jouw voet-/knie-/heup-/rugklachten kan het dus van zeer grote toegevoegde waarde zijn om de voet eens nader te bekijken. Ik maak hierbij in de praktijk gebruik van de DIERS Medical apparatuur in combinatie met ons manueel bewegingsonderzoek.
Wat gebeurt er met de grote teen tijdens de voetafrol?
De voetafrol tijdens het wandelen vs. lopen
Een voetafrol is een zeer complex samenspel tussen mechanica, spierspanning, efficiëntie,… Dit samenspel verandert dan nog eens afhankelijk of je nu loopt of wandelt. Ook de snelheid speelt hier een rol in, of de manier waarop je je voet neerzet bij de landing. En dat alles zonder er echt bij na te denken.
Wandelen en lopen vertonen heel wat verschillen. Tijdens het wandelen blijft er altijd minstens één voet op de grond, terwijl bij het lopen er een fase is waar beide voeten zich in de lucht bevinden.
Ook de manier waarop de voet op de grond komt, kan sterk verschillen. Bij het wandelen is er de typische voetafrol waarbij de hiel eerst de grond raakt, om dan af te wikkelen over de buitenzijde van de voet en te eindigen aan de dikke teen. Dit kan bij het lopen ook het geval zijn, al zijn daar meer variaties mogelijk en kan er op de hiel, midvoet en voorvoet geland worden.
Ook zijn er heel wat gelijkenissen. Vanaf de voet contact maakt met de grond, is er nood aan schokabsorptie en stabiliteit om het lichaamsgewicht te kunnen dragen. Tezelfdertijd moet de wandel- of loopbeweging zo weinig mogelijk afgeremd worden om het lichaam zo efficiënt als mogelijk voort te bewegen.
Er zijn nog een hele resem aan overeenkomsten en verschillen tussen het wandelen en het lopen. Zowel op gewrichtsmatig vlak, maar ook op musculair vlak zijn het superinteressante bewegingen die – normaal gezien – zeer goed in elkaar zitten. Nog interessanter wordt het natuurlijk om te bekijken wat er gebeurt als een van de schakels minder goed werkt en wat de gevolgen zijn.
De grote teen tijdens de voetafrol
Over de overeenkomsten en verschillen tussen wandelen en lopen zal ik in de toekomst nog een aantal artikels wijden. In dit artikel wil ik me beperkten tot de bespreking van één enkel gewricht, namelijk dat van de grote teen (de “hallux“). Graag nodig ik je uit om onderstaande video even te bekijken, en je te focussen op wat er in dat ene gewricht gebeurt.
Zoals je kan zien gebeurt er tijdens de landing zelf niet zo veel in dat gewricht. Het is pas wanneer je je lichaamsgewicht meer en meer op de voorvoet plaatst dat alle druk op dit gewricht komt te staan.
De hallux is de laatste teen die de grond verlaat bij een normale voetafrol. Vlak voor je de voet de grond weer verlaat, gaat dit gecombineerd met een zeer grote strekbeweging (extensie-beweging) in het gewricht van de grote teen. Kijk maar nog eens, en let erop hoe ver de teen moet kunnen overstrekken alvorens je je afduwt tijdens het lopen.
Tijdens de zwaaifase tot vlak voor de het grondcontact worden alle tenen ook nog licht gestrekt gehouden. Dit is omwille van de sportschoenen op deze beelden niet zichtbaar. Later kom ik hier nog verder op terug.
De ‘over’strekking van de grote teen is absoluut noodzakelijk tijdens het lopen, maar evenzeer tijdens het wandelen en het springen. Dit belang wordt alleen maar groter hoe sneller je loopt of stapt, hoe steiler de helling of hoe hoger je wilt springen. Kan je je inbeelden wat de gevolgen zijn wanneer dit niet lukt, of wanneer de ene voet dit wel kan en de andere niet?
Waarom is die beweeglijkheid zo belangrijk?
Het windlass-mechanisme
Hier kan ik niet anders dan er wat anatomie en biomechanica bij te nemen. De voet is eigenlijk opgebouwd als een brug waarbij slechts enkele botstukken steunen op de grond en de rest omhoog gehouden wordt. De spieren aan de onderzijde houden deze brug in stand, samen met een stevige bindweefselplaat die we de fascia/aponeurosis plantaris noemen.
Wanneer we de tenen actief strekken dan komen deze spieren en bindweefselplaat onder spanning. Het gevolg is dat de hoogte van het voetgewelf licht zal toemen en dat deze iets ‘holler’ komt te staan. Dit heet men ook wel het Windlass-mechanisme, en kan je min of meer vergelijken met het opspannen van een boog. Hoe harder de spieren het het bindweefsel op spanning komen, hoe harder de boog moet krommen. Tegelijkertijd is de stabiliteit van het ganse systeem ook een stuk hoger.
Stabiliteit en schokabsorptie
Het windlass-mechanisme vindt plaats tijdens het actief strekken van de grote teen. Tijdens de voetafrol gebeurt tweemaal iets gelijkaardigs. Vooreerst tijdens de landing, vlak voor het grondcontact, zijn de tenen licht gestrekt (terminal swing, heel strike). Dit zorgt voor een licht verhoogde stabiliteit tijdens de eerste schokabsorptie. Wanneer de voet plat op grond komt te staan (loading response), ontspant de voetboog en zakt die zelfs licht door om het lichaamsgewicht nog verder dynamisch op te vangen.
Je zag eerder al in de video dat de grote teen vooral op het einde van de voetafrol een zeer grote strekbeweging moet maken. Vanaf het moment dat het lichaamsgewicht verder naar de voorvoet beweegt (terminal stance, pre-swing), plooit de hallux zeer sterk, spant de boog zich opnieuw op en is er terug voldoende stabiliteit om je verder vooruit te stuwen.
Tijdens de volledige voetafrol beweegt je voet dus van hoge voetbrug naar lage voetbrug en terug naar hoge voetbrug. Zeker tijdens het wandelen, lopen of springen is deze dynamische schokabsorptie en dynamische stabiliteit van cruciaal belang voor de efficiëntie van de beweging, maar speelt dit uiteraard ook een grote rol in de preventie van blessures.
En wat als die beweeglijkheid tekort komt?
Als osteopaat zie ik mezelf als specialist in het herstellen of behouden van (oa. gewrichts-)mobiliteit. Bovenstaande vraag moet ik daarom eigenlijk beantwoorden met een wedervraag: waar zit het bewegingsverlies? Het verlies aan mobiliteit kan immers zitten in het gewricht van de grote teen zelf, of in de gewrichten van de voetbrug, in het enkelgewricht, de heupen, enzovoort. De bespreking van alle mogelijkheden zou ons hier veel te ver leiden, dus ik beperk me hier tot 2 belangrijke mogelijkheden in de voet zelf
Bewegingsverlies in de hallux: de structurele hallux limitus en hallux rigidus
Een normale steekbeweeglijkheid van de grote ligt tussen de 65° en 90°. Een hallux limitus is de medische term voor een beperkte beweeglijkheid van het basisgewricht van de grote teen. De teen kan nog bewogen worden, maar dit gaat moeizaam of is zelfs pijnlijk. Men spreekt zelfs van een hallux rigidus wanneer deze totaal niet meer kan bewogen worden.
Allereerst kan het gangpatroon of de anatomie van de voet sterk veranderen door een gebrek aan strekcapaciteit op het einde van de voetafrol of door een poging van het lichaam om pijn te vermijden. De ene optie is om de hallux te ontzien en de voet meer af te rollen over de andere tenen. Stappen en lopen doe je dan meer over de buitenkant van de voet. Typische klachten zijn dan pijn aan de buitenzijde van de voet, buitenzijde van de enkel, de knie, heup of zelfs lage rug. Een andere optie is om de teen zelf wat meer naar buiten te buigen waardoor je toch nog een normale voetafrol hebt, maar eindigt met een pijnlijke en steeds erger wordende hallux valgus. De kuitspieren zullen ook meer moeten werken dan normaal om een voetafrol te bewerkstelligen, met snellere overbelasting als gevolg.
Als de teen minder kan strekken, heeft dit verder ook als gevolg dat het windlass-mechanisme sterk vermindert. De boog wordt immers minder opgespannen tijdens de schokabsorptie en de waardoor het voetgewelf doorzakt samen met een afname in de stabiliteit in het voetgewelf. Een schoen met zeer flexibele zool zal in dit geval de klachten alleen maar erger maken. Ook schoenen met hakken verhogen de druk op dit gewricht en forceren een strekbeweging die er niet meer is.
Bewegingsverlies in de voetbrug: de functionele hallux limitus
Een structurele hallux limitus – zoals hierboven werd beschreven – betekent dat de beweeglijkheid ten allen tijde beperkt is. Bij een functionele hallux limitus is de beweeglijkheid enkel onder bepaalde – gewichtsdragende – omstandigheden beperkt.
In tegenstelling tot de structurele hallux limitus, ligt de oorzaak van de functionele hallux limitus niet bij de grote teen zelf. Daar ligt de oorzaak eerder bij een rigiditeit of bewegingsverlies van de voetboog zelf. Als deze niet meer voldoende beweegt, is er van het windlass-mechanisme geen sprake meer. Het strekken van de teen zou normaal leiden tot het hoger worden van de voetboog en het verhogen van de stabiliteit, maar dit lukt nu niet meer.
Tijdens een passieve beweging lijkt de beweeglijkheid helemaal in orde, vandaar dat dit vaak over het hoofd gezien wordt. Passief bewegen betekent de mobiliteit testen wanneer de structuur niet onder druk staat, bijvoorbeeld wanneer de voeten afhangen van de tafel. In situaties waarin het gewricht onder belasting staat (staan, wandelen, lopen, springen) zal dit functionele bewegingsverlies plots wel zeer duidelijk worden.
“bij een functionele hallux limitus is de beweeglijkheid enkel tijdens gewichtsdragende omstandigheden beperkt, net wanneer je die het meeste nodig hebt”
Zoals eerder beschreven is een dynamische en beweeglijke voetbrug nodig om enerzijds de schokken te absorberen en anderzijds om stabiliteit te kunnen garanderen tijdens de voetafrol. Stabiliteits- of overbelastingsproblemen zijn dan ook de meest frequente gevolgen. De spanning in de fascia plantaris loopt hoog op omdat de voetbrug niet meer kan stijgen, waardoor de problemen vaak daar te situeren zijn. Zeker bij loop- en springsporten, maar eigenlijk bij elke patiënt is het daarom de moeite waard om dit telkens na te kijken.
Wat kunnen we er aan doen?
Indien de oorzaken van de klachten eerder functioneel van aard zijn, dan kunnen deze behandeld worden door de betrokken gewrichten en spieren opnieuw mobiel te maken. Daarnaast moeten we er volgens mij ook vooral preventief voor zorgen dat het niet zo ver kan komen. De impact op de voet en de andere gewrichten is dermate groot, dat het onderzoek van de voet daarom een vaste rol in ons totaalonderzoek inneemt.
Als de oorzaken eerder structureel van aard zijn dan moeten we er voor zorgen dat de nevenschade zo klein mogelijk gehouden wordt door de compensatiemechanismen maximaal te benutten. Ook andere therapieën of opties behoren dan zeker en vast tot de mogelijkheden. Het dragen van schoenen zonder hak, met stijve zool en een flexibele schacht/voorblad kan bijvoorbeeld bij deze aandoeningen de pijn of last doen verlichten. Ook het laten aanmeten van steunzolen kan soms soelaas brengen. Bij zeer ernstig bewegingsverlies is een operatie soms de enige overblijvende optie.
Hier ga ik als osteopaat mee aan de slag
Als ik even samenvat, dan zijn dit de zaken die ik als osteopaat zeker en vast zal bekijken bij een preventief onderzoek of bij de aanwezigheid van klachten:
- mobiliteit van de tenen, en vooral de grote teen
- mobiliteit van de gewrichten van de voetbrug zelf
- kracht maar tegelijkertijd ook flexibiliteit van de spieren aan de onderzijde van de voet
- stevigheid maar tegelijktertijd ook flexibiliteit van het bindweefsel aan de onderzijde van de voet
- kracht maar tegelijkertijd ook flexibiliteit van de kuitspieren
De bewegingsonderzoeken hierboven zijn enkel toegespitst op de mechanica van de voet in één enkele 3D-richting. Tijdens het wandelen, lopen en springen gebeuren er nog een heel aantal andere zaken in de voet, enkel, knie, heup en zelfs de lage rug. Hoewel dit dus slechts een topje van de ijsberg is, geeft het je toch al een goed idee hoe we met jouw voet aan het werk gaan.
Dit kan je eventueel thuis al doen
Veters correct strikken
We hebben allemaal geleerd om onze schoenen stevig te strikken, en dan nog meestal met de voeten plat op de grond. Op die manier limiteer je echter mogelijk ook de capaciteit van je voetgewelf om tijdens de voetafrol dynamisch op en neer te bewegen. Strik daarom beter je veters in hurkzit (omwille van het lichaamsgewicht) met de hiel licht van de grond of met de tenen opgetrokken. Op die manier wordt het windlaas-mechanisme reeds geactiveerd tijdens het strikken, heb je tijdens het lopen voldoende mobiliteit en krijg je nadien ook geen drukpunten op de wreef van de voet. Daarenboven kan je ook wat verschillende vetermethodes proberen.
Mobiliteit van de midvoet
Neem steun met de handen tegen de muur. Hou het ene been gebogen zodat die een hoek van 90° maakt in de heup en 90° in de knie. Zwaai dat been naar binnen en naar buiten, en houd ten allen tijde de grote teen, kleine teen en hiel van het standbeen op te grond. Je zult voelen en zien dat de voetbrug telkens platter en holler wordt.
In tweede instantie doe je dezelfde oefening, maar met de hiel licht van de grond.
Mobiliteit van de hallux
Zoek een klein opstapje waar je straks met één been op kan gaan staan. Rol een handdoek op zodat deze een diameter van ca. 2cm heeft. Ga met de voorvoet staan op het opstapje, en zorg ervoor dat de handdoek onder de grote teen ligt zodat deze ten allen tijde gestrekt blijft. Wissel dan dynamisch het staan op de tenen af met het naar beneden bewegen en het rekken van de kuitspieren.